Een jaar geleden stond ik op de oever van de Ganges in Varanasi, de oudste en heiligste stad van India, met huiver en ontzag te kijken naar de lijkverbrandingen in de open lucht die daar de gewoonste zaak van de wereld zijn. Ik besefte eens te meer hoe apart het is dat bij ons zoveel mogelijk alles dat met lijden, dood, sterven, en soortgelijke vormen van verlies te maken heeft, wordt afgezonderd van het gewone leven: bij voorkeur in aparte gebouwen of plaatsen aan de rand van de stad of zelfs erbuiten, zoals begraafplaatsen en ziekenhuizen. In een hindoeïstische samenleving zoals in India is dat absoluut niet het geval: die lijken worden daar in een laken gehuld door de stad gedragen en die oever is steeds druk bezocht ook voor allerlei andere zaken, zoals wassen, bidden, enzovoorts.
Niet alleen verschillen samenlevingen of culturen onderling in de wijze waarop zij met verlies en afscheid omgaan, er zijn ook steeds allerlei praktische ontwikkelingen die ons confronteren met nieuwe vormen van verlies en afscheid. Zo ontwikkelen wij steeds weer nieuwe medische technieken die ons in staat stellen om ziektes te bestrijden, ons lijden te verlichten en om leven te beschermen – jong en oud. Die technieken leveren echter onvermijdelijk weer nieuwe vormen van verlies en afscheid op, die dan ook gepaard gaan met verdriet en lijden: kwaadaardige weefsels worden bij ons weggesneden, aangetaste lichaamsdelen moeten worden geamputeerd en helaas moet ook regelmatig afscheid genomen worden van ongeboren kinderen, bijvoorbeeld. Uit eigen ervaring weet ik dat je als mens eigenlijk nooit echt goed bent voorbereid op zo’n situatie van verlies en afscheid en dat je je altijd verloren voelt en zoekende naar enig houvast. Dat zoeken naar houvast is misschien nog wel moeilijker wanneer iemand met zo’n nieuwe vorm van verlies te maken heeft, waarbij er dus geen sprake is van het overlijden van een dierbare maar wanneer iemand bijvoorbeeld afscheid heeft moeten nemen van een aangetaste borst, van een embryo die niet levensvatbaar bleek, of wanneer iemand verminkt is door verbrandingsletsel, enzovoorts.
Nu biedt elke samenleving wel enig houvast bij het verwerken van verlies en het afscheid nemen, zeker als het gaat om een sterfgeval. In zo’n geval beschikken wij met elkaar over allerlei rituelen en mensen die daarbij helpen. Die rituelen helpen ons vooral om het verlies van een dierbare op twee manieren een plaats te geven: ten eerste helpen zij om het verlies een plaats in de geschiedenis en wereld in ruimere zin te geven en ten tweede stellen zij ons in staat om dat afscheid en verlies met elkaar te beleven, het een plaats in ons samenleven te bieden. Afgelopen maandag nog, op een begrafenis in Haren, ervoer ik hoe de moeder van een goede vriend zo in dubbele zin een plaats geboden werd. In de meeste verhalen werd zij gesitueerd in het grotere geheel van de geschiedenis en de omgevingen waarin zij geleefd had: haar geboorte, leven en werk tijdens de oorlog, de opbouwtijd, het nieuwe Europa, waarin zij reisde en leefde in Nederland, Amerika en ook Duitsland. Naast deze situering van een leven in grotere verbanden enerzijds, gingen de verhalen anderzijds ook in op de bijzondere relaties die zij had met de verschillende familieleden, vrienden en collega’s. Door deze verhalen en de bijbehorende muziek en liederen werd de overledene als het ware een schakel in een grote ketting of zelfs een heel weefsel: dit leven bekeken wij als een onderdeel of een moment van het grotere geheel van de geschiedenis en de wereld. En door alle verhalen bleek haar leven ook een verbindende en veelkleurige schakel te zijn tussen de verschillende mensen die bij elkaar waren gekomen om te rouwen om dit verlies.
Helaas moeten we constateren dat onze verzameling van dergelijke rijke rituelen tekort schiet als het gaat om die nieuwe ontwikkelingen en de nieuwe vormen van verlies die ik eerder noemde. Voor die nieuwe vormen moeten dus nog nieuwe rituelen worden gecreëerd. Rituelen die ons helpen om het verlies een plaats te geven in het grotere geheel van geschiedenis en wereld, en die ons tegelijkertijd ook helpen om het verlies en afscheid met anderen te delen.
Deze dringende behoefte heeft Barbara Kletter met haar bijzondere kunstwerk ‘Lichttuin’ van een zeer betekenisvol, origineel en prachtig antwoord voorzien. Lichttuin is niet alleen een mooi artistiek werk maar het werkt ook, het doet iets: het nodigt ieder individu uit om het verlies en afscheid een plaats te geven en ook om het te delen met anderen. Graag sta ik stil bij een aantal aspecten van Lichttuin om dit toe te lichten, voor zover dit eigenlijk nodig is – want het werk spreekt grotendeels voor zichzelf. Hoe doet het werk dat dan?
Ik wil hier vooral ingaan op de spiraal-achtige vorm van de buis waarop de lichten geplaatst zijn – een spiraalvorm die we al betreden als we over het pad naar Lichttuin toelopen. Deze spiraalachtige vorm begint op een heel ruimhartige manier, wenkt ons als het ware en nodigt ons uit om haar te volgen, om ons dan voor een moment door het beeld, de spiraal, te laten omarmen tot we in de binnenste kern zijn aangekomen waar we alleen zijn. Na een moment van pauze en bezinning – een moment waarop we ook een kaars kunnen aansteken die een schakel vormt in de keten van zulke lichtjes - kunnen we daarna dezelfde route weer terug nemen of die vorm juist aan de andere kant langs lopen, om zo weer - naar buiten te komen, om ons uit te laten zwaaien door de vrije arm van de spiraal, weer de weide wereld in.
De vormgeving en uitvoering van deze spiraal door Barbara is niet alleen bijzonder fraai maar nodigt ook uit om deze haast ademende beweging – naar binnen en weer naar buiten – te maken. De vorm laat ons vrij en omarmt ons, op een haast natuurlijke manier. Bijzonder aan deze vorm is dat die niet willekeurig getekend is maar dat de vorm bepaald wordt door een cijferreeks die al eeuwenlang kunstenaars, wetenschappers en filosofen intrigeert. Het gaat om de zogeheten ‘reeks van Fibonacci’: een reeks van getallen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken lijken te hebben maar bij nader inzien hecht met elkaar verbonden zijn. Sterker nog, deze Fibonaccireeks is niet alleen een bijzondere wiskundige reeks maar de getalsverhoudingen van die reeks vinden we op vele en zeer uiteenlopende plaatsen in de natuur en kosmos weer terug. Ik gebruik niet voor niets het Griekse woord ‘kosmos’, dat orde en regelmaat betekent, want de Fibonaccireeks helpt ons om orde en regelmaat in de wereld om ons heen te ontdekken die wij anders niet hadden herkend.
Hier zijn de eerste getallen van die oneindige reeks: 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, 233. De oplettende luisteraars hebben natuurlijk gelijk ontdekt dat elk getal bepaald wordt door de twee voorafgaande getallen bij elkaar op te tellen: 1+1=2; 1+2=3; 2+3=5; 3+5=8 enzovoorts. Nu blijkt deze reeks dus in de natuur op onverwachtse plekken op te duiken in de vorm van een spiraalvormige lijn die we vormen, als we de getallen omzetten in vierkanten met een zijde van 1, van 2, van 3, van 5 – enzovoorts en die vierkanten dan steeds vastplakken aan de voorgaande vierkanten. Als we dan met onze vinger de buitenrand van die groeiende verzameling vierkanten volgen, dan krijgen we de spiraalvorm die Lichttuin kenmerkt – een spiraalvorm die vooral in de natuur veelvuldig voorkomt omdat de groei van slakkenhuizen, van zonnebloemen, van ananassen of nog andere dieren en planten veelvuldig tot zulke vormen leidt: dus als u straks toevallig bloemkool gaat eten probeert u dan zulke uitwaaierende spiralen te ontdekken aan het oppervlak van de geordende bloemkoolroosjes.
Voor de liefhebber is het bovendien interessant om te weten dat er nog een tweede wiskundige verhouding is die tot de verbeelding van velen spreekt en die samenhangt met deze reeks van Fibonacci. Ik bedoel de zogeheten Gulden Snede of Gouden Proportie: hierbij gaat het om een verhouding van 1 staat tot 1,618. Als we steeds het nieuwe getal delen door het laatste getal in de reeks, dan levert dat uiteindelijk dit getal ‘phi’ (1,618) op. Die verhouding kan eveneens veel in de natuur worden gevonden en in de schilderkunst, de architectuur en andere schone kunsten wordt die verhouding ook vaak toegepast. Zo is de verhouding tussen de afstand van tenen naar navel tot de afstand van tenen naar kruin bij de bekende Vitruviaanse man van Da Vinci eveneens 1 tot 1,618.
Voor Barbara zijn deze Fibonaccireeks en Gulden Snede inspiratiebronnen geweest voor het werk aan Lichttuin. Maar het is niet toevallig dat zij juist bij dit werk zich zo letterlijk hierdoor heeft laten inspireren. Immers, juist deze reeks en deze verhouding suggereren dat er een soort ordening in de kosmos is waarbij het kleine, nietige en het grote, overweldigende op een haast intieme wijze met elkaar samenhangen, naar elkaar verwijzen. Het beeld en onze gang door het beeld helpt de bezoeker van Lichttuin in zekere zin om haar of zijn verlies een plaats te geven in die kosmos – zowel in de micro-kosmos van het eigen leven als in de macro-kosmos van de natuur en de wijde wereld. (Voor diegene die meer interesse heeft in dit aspect van het werk verwijs ik graag naar de website van Barbara Kletter, waar een pagina gewijd is aan dit beeld en aan de wiskunde die ermee verbonden is.)
Maar Lichttuin biedt niet alleen middels de spiraalvorm een bijzondere inbedding van het verlies en de rouw in de grote geschiedenis en kosmos. Ook aan de inbedding van het verlies in de kring van geliefden en bekenden biedt het werk ruimte. Door de plaatsing van Lichttuin in de omgeving van het drukbezochte Spaarne Gasthuis, door op de spiraal aan veertig kaarsjes een plaats te geven en door meerdere zetels in de tuin te plaatsen nodigt het werk ook uit om het afscheid en verlies te delen met anderen. Immers, ook al werpen verlies en afscheid ons vaak terug op onszelf als individu, het is juist belangrijk om zelfs in die donkere momenten te beseffen dat wij niet alleen zijn met ons verdriet en onze rouw. Ik hoop dan ook dat vele patiënten en bezoekers door middel van het nieuwe ritueel waartoe Lichttuin vanaf vandaag uitnodigt, door het bezoeken van deze tuin, het meedraaien met deze kosmische spiraal en het aansteken van een kaarsje daarop, en dat alles ook nog samen met anderen die meeleven met het verlies, hier een plaats aan hun verlies en verdriet kunnen geven en zo enige troost kunnen vinden.